Van wantrouwen naar vertrouwen: de burger weer in beeld

1 mei

Drie centrale vragen voor de nieuwe Tweede Kamer en regering die ik vóór de verkiezingen schreef voor een initiatief dat (helaas) niet doorging: (1) Wanneer ervaren burgers dat de overheid hen ondersteunt om mee te kunnen komen in de samenleving? (2) Wanneer ervaren professionals dat de overheid hen ondersteunt om hun werk goed uit te kunnen voeren, om burgers echt te helpen? en (3)Wanneer vinden burgers het overheidshandelen rechtvaardig? Met drie adviezen.

Onze democratische rechtstaat staat en valt bij een samenleving waarin vertrouwen en niet wantrouwen het uitgangspunt is; waar mensen de regels en principes van hoe wij ons land organiseren accepteren als rechtvaardig en eerlijk. Waar machthebbers zich ook aan die principes en regels houden. Dat vertrouwen is niet blind en houdt rekening met waar verleidingen tot misbruik groot zijn (de kat niet op het spek binden). Een overheid die burgers en uitvoerende professionals[1] bij voorbaat wantrouwt, moet niet raar staan te kijken als die burgers en professionals zich van de overheid afkeren en haar gaan wantrouwen.

Dat vertrouwen (of wantrouwen) van burgers in de overheid wordt in grote mate bepaald door het handelen van de overheid zelf. Ten eerste door de prestaties van de overheid: worden burgers ondersteund in hun streven naar een “goed” leven, worden zij beschermd tegen bedreigingen die zij zelf niet kunnen beheersen? Denk bijvoorbeeld aan goed onderwijs; goede gezondheidzorg; veilige, schone en goed verlichte straten; inkomensondersteuning na ziekte of bij handicap; jeugdbescherming; voedselveiligheid, online-veiligheid of verkeersveiligheid.  Ten tweede, is de overheid rechtvaardig: behandelt zij mensen fair en netjes, gelijkwaardig (dus niet gelijk); discrimineert zij niet? De overheid is machtig en een individuele burger is kwetsbaar tegenover die macht. Dat hebben wij recent gezien in de Toeslagenaffaire.

De burger belandt buiten beeld

Deze van buiten-naar-binnen blik is de afgelopen decennia teveel ondergesneeuwd, ondanks duidelijke waarschuwingen van de Nationale Ombudsman en de Raad van State; en experts uit de wetenschap of de praktijk. De politiek onder de Haagse stolp is teveel naar binnen gekeerd in: wat hebben politici nodig om tot compromissen te komen die zij richting hun respectievelijke achterbannen kunnen verkopen om de suggestie hoog te houden dat zij de belangen van hun achterbannen behartigen? Wat hebben bestuurders nodig om de illusie van controle, van daadkrachtig besturen hoog te houden?

De consequentie is de laatste jaren steeds duidelijker: de (kwetsbare) burger is buiten beeld beland.

  • De corrigerende en adviserende rol van allerlei raden en instituten (Raad van State, Nationale Ombudsman, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving, etc) is uitgehold door bezuinigingen en het simpel negeren van onderbouwde adviezen. Er wordt niet meer geluisterd naar de cruciale “luis-in-de-pels” instituten.
  • Ook de rechtspraak, als belangrijke corrigerende actor in de Trias Politica, is direct en indirect beknot: door in wetten de discretionaire ruimte voor rechters te beperken waardoor minder maatwerk mogelijk is; door de sociale advocatuur financieel af te knijpen; en de toegang tot de rechter te bemoeilijken door hogere griffierechten.
  • In wetten wordt de discretionaire ruimte voor uitvoerders van beleid expliciet beperkt, waardoor maatwerk niet meer mogelijk is en onrechtvaardigheid wordt vergroot.
  • Door dichtgetimmerde regeerakkoorden zijn regering en parlement te nauw aan elkaar verbonden, waardoor daar de corrigerende rollen verdwijnen. En komt de regering te ver af te staan van de uitvoering door ambtenaren of andere uitvoerende organisaties (scholen, ziekenhuizen, jeugdbeschermingsorganisaties etc.).
  • De transparantie van overheidshandelen schiet tekort, ondanks de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) en dankzij de “Ruttedoctrine.” Hierdoor worden zowel parlement als de media beperkt in hun controlerende taken en dit voedt het wantrouwen van burgers in de overheid wanneer dit, onvermijdelijk, bekend wordt.

Van buiten naar binnen: de burger weer in beeld

Hoe dan wel? De overheid moet meer van buiten naar binnen kijken en daar naar handelen. Dan zijn de twee vragen van hierboven relevant die de mate van vertrouwen of wantrouwen in de overheid beïnvloeden. Die vertaal ik hieronder naar drie vragen om drie adviezen te geven.

Wanneer ervaren burgers dat de overheid hen ondersteunt om mee te kunnen komen in de samenleving?

Helpt de overheid kwetsbare burgers, die moeite hebben om mee te komen en snel in schulden terecht komen, om hun leven weer blijvend op de rails te krijgen? De huidige procedures en regels maken dat dit erg ingewikkeld is, juist voor de mensen die al moeite hebben om mee te komen in de samenleving. En dit leidt dan tot snel uitdijende, meervoudige problematiek: van geen baan, naar schulden, naar psychische gezondheidszorg, naar jeugdhulp voor de kinderen en soms zelfs naar dakloosheid. Met de grote invloed op de volgende generatie, die al met een achterstand aan hun leven begint.

ADVIES: Neem de adviezen van ervaringsexpert, uitvoeringsexperts, Ombudsmannen en cliëntenvertegenwoordigers serieus en kijk in experimenten en leerlabs integraal naar wat wel werkt (zie bijvoorbeeld Het Sociaal Hospitaal, Stichting Beroepseer of Stichting LeerKRACHT). Hier liggen de echte kansen om betere kwaliteit te leveren voor de burgers tegen in ieder geval dezelfde kosten en waarschijnlijk zelfs lagere kosten Maar laat geld niet het doel zijn: de kwaliteit van leven van burgers is het doel.

Wanneer ervaren professionals dat de overheid hen ondersteunt om hun werk goed uit te kunnen voeren, om burgers echt te helpen?

Professionals die publieke taken uitvoeren ervaren dat de huidige regels hen belemmeren om hun werk goed te doen, om die burgers zo goed mogelijk te helpen. Dat demotiveert, zij voelen zich niet gezien en niet erkend in hun vakmanschap.  Daardoor ontstaan de grote personeelstekorten en het hoge ziekteverzuim in zorg, onderwijs, jeugdzorg en politie.

ADVIES: Stuur de publieke dienstverlening (onderwijs, gezondheidszorg, jeugdhulp, politie) meer aan vanuit vertrouwen, stuur op het vergroten van de intrinsieke motivatie van professionals en ga in gesprek over hoe de verantwoording het beste georganiseerd kan worden. Een werkelijke dialoog waarin de overheid ook echt luistert. Dan zal blijken dat heel veel van de administratieve lastendruk (ca 40% van de tijd in de zorg wordt besteed aan administratie) omlaag kan en wat blijft nut heeft voor de professional; hen helpt hun werk zo goed mogelijk te doen. De regelgeving en financiering volgt dan in grote lijnen hoe professionals in de dialoog met bestuurders aangeven dat het werk het beste kan worden georganiseerd. Dan wordt duidelijk dat het overgrote del van de professionals te vertrouwen is met de schaarse publieke middelen en veel gemotiveerder zal zijn om dit beroep uit te oefenen (beroepseer).

Wanneer vinden burgers het overheidshandelen rechtvaardig?

Wanneer ervaren burgers de overheid als procedureel rechtvaardig? Als zij luistert naar burgers en maatwerk levert; niet gelijke behandeling, maar gelijkwaardige behandeling; mensen altijd fair en met respect bejegenen; altijd oplossingen blijven bieden als burgers in Kafkaëske situaties terecht komen, laat de burger niet verzuipen.

Rechtvaardigheid houdt ook in het aanpakken van misbruik. Want iedereen wil dat de schaarse publieke middelen terechtkomen bij de mensen die het werkelijk nodig hebben. Maar fraudebestrijding moet wel rechtvaardig gebeuren, dus iemand is onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Fraude is bewust of moedwillig de boel bedonderen. Niet, elke keer dat een vinkje niet goed staat; of een verandering in inkomen niet binnen een week correct is doorgegeven; of als een document niet goed is geüpload.

ADVIES: elke maatregel die wordt ingevoerd om fraude te voorkomen voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • de maatregel maakt het malafide ondernemers/professionals/burgers, dus de bewust en verhullende opererende regelovertreders, moeilijker om hun malafide praktijken uit te voeren
  • de maatregel blijft de grote groep goedwillende ondernemers/professionals/burgers intrinsiek motiveren om het juiste te doen.
  • de maatregel verhoogt niet de administratieve lastendruk van de goedwillende professionals/ondernemers/burgers.
  • de fraudebestrijding is proportioneel ten opzichte van de hoeveelheid fraudeurs en de “winst” die fraudeleus wordt behaald.

Te veel maatregelen van de overheid om fraude te bestrijden voldoen niet aan deze voorwaarden. Met name de eerste twee blijven duidelijk moeilijk. Zie de Toeslagenaffaire of de Fraudewet voor sociale zekerheid.


[1] Rechters, sociale advocatuur, leraren, zorgverleners, jeugdhulpverleners, politieagenten enzovoort